Het innovatievermogen van België in het licht van de octrooigegevens
België heeft een van de hoogste productiviteitsniveaus in de OESO. De Belgische productiviteitsgroei nam tijdens de afgelopen decennia evenwel sterker af dan elders. Die vertraging kreeg de voorbije jaren veel aandacht en bracht een levendige discussie op gang. Aangezien innovatie een fundamentele hefboom van de toekomstige economische groei is, vormt de beoordeling van het innovatievermogen een belangrijk element in de diagnose van de concurrentiekracht van een economie.
Het empirisch onderzoek over de innovatieresultaten steunt vaak op de gegevens van octrooien. Deze laatste vervullen hoofdzakelijk een dubbele rol : ze zetten enerzijds aan tot innoveren dankzij de bescherming die ze verlenen aan uitvindingen - zowel van nieuwe producten als van procedés - en anderzijds vergemakkelijken ze als verhandelbare juridische instrumenten de verspreiding van technologie en verbeteren ze aldus in het algemeen de technologische efficiëntie.
In het licht van de uitvoerige gegevens over octrooien wordt in het artikel getracht te begrijpen hoe de innovatiestructuur in België zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld en gespecialiseerd. De nieuwe opkomende technologieën - groene technologie, artificiële intelligentie, digitalisering - vormen aanzienlijke kansen. Om de vooruitzichten inzake de toekomstige potentiële groei te beoordelen, is het van doorslaggevend belang na te gaan of België in de innoverende domeinen een gunstige positie inneemt. Die fundamentele rol van innovatie en geavanceerd onderzoek wordt des te meer beklemtoond door de COVID‑19-crisis, omdat ze beide nauw verbonden zijn geraakt met hoogst belangrijke vraagstukken in verband met de volksgezondheid.
Al met al kunnen uit de analyse enkele sleutelbevindingen worden afgeleid.
België beschikt enerzijds over verscheidene troeven. Ten eerste is België erin geslaagd, consistent in de tijd, een sterke positie als producent van octrooien te handhaven in de top van internationale landen die op de Europese markt actief zijn. Voorts kunnen verscheidene takken in de levenswetenschappen voor belangrijke innovaties zorgen naar aanleiding van de COVID-19-crisis. België is betrokken bij verscheidene mondiale projecten die vaccins en medische behandelingen trachten te vinden, en toont aldus de erkenning van de Belgische expertise ter zake aan. Dankzij zijn stevige positie in de farmaceutische nijverheid zou België in de toekomst een belangrijke speler in het verdere epidemiologische onderzoek moeten blijven. Daarnaast is België zeer actief op het vlak van internationale samenwerking die tot octrooien leidt: ons land behaalt schaalvoordelen door deel uit te maken van mondiale netwerken van onderzoekers. Een dergelijke bijdrage tot de ontwikkeling van geavanceerde technologieën weerspiegelt de erkenning van de deskundigheid van de Belgische uitvinders en onderzoekers via hun aantrekkingskracht op buitenlandse multinationals. Ten slotte zijn de universiteiten en academische onderzoekslaboratoria belangrijke spelers geworden waar het innovatiepotentieel van België kan op rekenen.
Daartegenover zijn echter ook zwakke punten merkbaar. De belangrijkste door België geoctrooieerde technologische sectoren komen immers niet overeen met de snelst groeiende innovatiedomeinen op de rest van de Europese markt. Met name in digitale innovaties lijkt België nauwelijks aanwezig te zijn. Aan de andere kant wordt een hoge concentratiegraad vastgesteld : de octrooien worden bepaald door enkele (grote) Belgische en buitenlandse entiteiten, die in een handvol sleutelsectoren werkzaam zijn. Bovendien was België, in tegenstelling tot andere, eveneens R&D-intensieve economieën, minder in staat zich ten volle de rendementen toe te eigenen van de kennis die het land voortbrengt volgens de toewijzing van het houderschap van eigendomsrechten op Belgische octrooien. Samen met de vastgestelde relatief grote concentratie vormt dit een bron van kwetsbaarheid ten aanzien van enkele entiteiten, op een ogenblik dat er veel onzekerheid heerst als gevolg van de vrees voor ontglobalisering en van een herschikking van de aanvoerketens in een ruime waaier van industrieën, maar ook wegens de verschuiving van de innovatiedynamiek naar technologieën waarin België minder gunstig gepositioneerd is. De opmerkelijke rol van de universiteiten heeft ook als keerzijde dat de Belgische ondernemingen, met name de kmo's, relatief minder inspanningen lijken te leveren in de productie van octrooien. Dit sluit aan bij het vastgestelde futloze ondernemerschap dat meer in het algemeen het Belgische economische weefsel kenmerkt.
De uitgevoerde analyse bevestigt aldus nogmaals dat innovatie een essentiële hefboom van productiviteit en toekomstige groei is. In dat opzicht wijst een op sectoraal niveau verrichte beschrijvende analyse voor België en in andere EU-landen uit dat er een grote sectorale heterogeniteit bestaat en dat een positieve correlatie tussen octrooien en toekomstige productiviteitswinsten niet uit te sluiten valt. Uiteraard moet voorzichtig worden omgesprongen met de resultaten van een dergelijke benadering. Ze bieden echter wel een interessant uitgangspunt voor diepgaander empirisch onderzoek.