België heeft pensioenuitgaven minder onder controle dan andere Europese landen

Volgens het meest recente vergrijzingsrapport van de Europese Commissie is België één van de eurolanden waar de pensioenkosten de komende decennia het snelste zullen stijgen. Dat komt omdat de gemiddelde leeftijd waarop we stoppen met werken doorgaans lager is, onze werkgelegenheidsgraad lager is en ons gemiddeld pensioen relatief hoger.

België zit, net als andere Europese landen, momenteel midden in een vergrijzingsgolf. Een steeds groter deel van de bevolking is gepensioneerd, terwijl het aandeel van de bevolking op arbeidsleeftijd, dat de pensioenuitgaven potentieel financiert, krimpt. Die beweging zal de komende decennia nog versterken. Zo zouden de publieke pensioenuitgaven volgens het rapport van 2023 van de Studiecommissie voor de Vergrijzing 11,5% van het bbp bedragen in 2023 en oplopen tot ongeveer 13,5% van het bbp vanaf 2050.

Volgens het meest recente vergrijzingsrapport van de Europese Commissie (2021) zouden de pensioenuitgaven in België tegen 2070 bovendien hoger uitkomen dan in buurlanden Nederland, Duitsland en Frankrijk, en dan in andere hogeschuldenlanden Spanje en Italië. Het artikel toont aan dat dit niet toe te schrijven is aan een sterkere vergrijzing van de bevolking in België. Wel zou het gemiddelde pensioen in verhouding tot de gemiddelde vergoeding van werkenden hoger liggen dan in de buurlanden, Spanje en het gemiddelde van het eurogebied. Daarnaast zouden tewerkgestelden de arbeidsmarkt gemiddeld vroeger verlaten dan in de geselecteerde referentielanden met uitzondering van Frankrijk. Hieraan gelinkt zou de werkgelegenheid ook achteroplopen ten opzichte van de buurlanden en het gemiddelde van het eurogebied. Er dient wel te worden opgemerkt dat de werkgelegenheidsramingen van de Europese Commissie voor België een stuk conservatiever waren dan de meest recente van de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Anderzijds hield de Europese Commissie in haar rapport van 2021 nog geen rekening met de verwachte bijkomende toename van de pensioenuitgaven ten gevolge van de pensioenmaatregelen van de huidige federale regering.

Beleidsopties

De oplopende vergrijzingskosten, waaronder de pensioenuitgaven, zetten de houdbaarheid van de Belgische overheidsfinanciën in het algemeen onder druk. De Belgische overheidsschuld, die momenteel 104% van het bbp bedraagt, zal de komende jaren gestaag verder toenemen, onder impuls van een structureel begrotingstekort dat richting 5% van het bbp evolueert. Om de toename van de schuld te stoppen, moet het begrotingstekort naar beneden. Deze opdracht lijkt onmogelijk zonder de verwachte toename van de pensioenuitgaven in verhouding tot het bbp significant te drukken.

Onze technische simulaties tonen aan dat een substantiële vermindering van de (toename van) de pensioenuitgavenratio mogelijk is als verschillende beleidsopties worden gecombineerd die de onderliggende factoren van deze ratio drijven in de richting van die van de referentielanden.

De meest welvaartsverhogende beleidsoptie bestaat erin om de werkgelegenheid van ouderen op te krikken, aangezien dit tegelijk de pensioenuitgaven drukt, het bbp verhoogt, en het armoederisico verkleint. Beleidsmaatregelen die het bbp verhogen, ofwel via de werkgelegenheid ofwel via de productiviteit, hebben als voordeel dat ze niet alleen de pensioenuitgavenratio verlagen, maar ook de algemene overheidsuitgavenratio. Een hogere productiviteit leidt weliswaar enkel tot een lagere pensioenuitgavenratio, als de pensioenen van de al bestaande gepensioneerden niet in dezelfde mate worden verhoogd. Tot slot gebeurt een vermindering van (de toename van) het gemiddeld pensioen bij voorkeur ten nadele van de hoogste pensioenen, teneinde het armoederisico niet te verhogen.

Wat de sociale houdbaarheid van het pensioenstelsel betreft, toont een beknopte beschrijvende analyse aan dat de hogere pensioenuitgaven per gepensioneerde in België ten opzichte van de buurlanden niet noodzakelijk een lager armoederisico voor ouderen in België impliceerden.