De drie fasen van de economische en monetaire unie
De economische en monetaire unie (EMU) kwam stapsgewijs tot stand.
Fase 1: 1990-1993
In de eerste fase wordt de laatste hand gelegd aan de verwezenlijking van de eenheidsmarkt, de liberalisering van het kapitaalverkeer en het verbod op monetaire financiering van de overheid door de centrale banken.
Fase 2: 1994-1998
Tijdens de tweede fase leveren de lidstaten aanzienlijke inspanningen om hun economieën naar elkaar toe te doen groeien. Om deze convergentie te meten worden in het Verdrag van Maastricht vier criteria vastgelegd met betrekking tot inflatie, overheidsfinanciën, wisselkoersen en lange rente. De oprichting van het Europees Monetair Instituut vormt de eerste stap in de voorbereiding van de derde fase.
Fase 3: 1999-2002
De derde en laatste fase staat in het teken van de invoering van de euro. De deelnemers aan de Europese top van Madrid op 15 en 16 december 1995 beslissen dat de overgang naar de euro van start gaat op 1 januari 1999, met het vastleggen van de definitieve omrekeningskoers van de deelnemende valuta's naar de euro. In 2002 wordt de overgang voltooid met de invoering van de euromunten en -biljetten.
Het Commissariaat-generaal voor de euro, opgericht op 22 november 1996 en ontbonden op 30 april 2002, coördineert de voorbereiding van de invoering van de euro in België. Alle documenten met betrekking tot de activiteiten van het Commissariaat zijn gebundeld op een cd-rom die bij de Nationale Bank kan worden besteld.