Perscommuniqué - Recente veranderingen in het spaargedrag van de Belgische huishoudens: het effect van de onzekerheid
Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van December 2014
Belgische huishoudens sparen relatief veel in vergelijking met het gemiddelde van het eurogebied. Recentelijk heeft de spaarquote van de huishoudens bovendien sterk geschommeld. Tijdens de Grote Recessie bereikte de spaarquote een record, maar nadien liep ze opnieuw geleidelijk terug tot een opmerkelijk laag niveau. Verschillende factoren van structurele en cyclische aard kunnen aan deze veranderingen ten grondslag liggen. Onzekerheid heeft daarbij doorgaans een aanzienlijke weerslag op de spaarneiging van de huishoudens. Hoe groter de onzekerheid, hoe meer de huishoudens immers uit voorzorg gaan sparen om eventuele inkomensschokken te kunnen opvangen.
In dit artikel tracht men na te gaan in welke mate de onzekerheid over de algemene economische vooruitzichten of over de inkomensvooruitzichten bijgedragen heeft aan de veranderingen in het spaargedrag van de huishoudens. Onzekerheid is echter niet onmiddellijk waarneembaar; om die reden moet ze worden geschat. Daartoe worden in dit artikel diverse benaderingen gehanteerd. Daarbij zij vooral melding gemaakt van een onzekerheidsindicator die gebaseerd is op de heterogeniteit van de antwoorden die de consumenten geven op een viertal specifieke vragen in de consumentenenquête van de Bank. Die vier vragen informeren naar de twaalfmaands vooruitzichten inzake de eigen financiële situatie van het huishouden, de werkloosheid in België, de economische situatie in België en het eigen spaarvermogen.
Aan de hand van een Error Correction Model wordt nagegaan hoe significant dergelijke onzekerheidsindicatoren zijn voor het spaargedrag van de huishoudens. Het model omvat enkele mogelijke langetermijndeterminanten, waaronder het beschikbaar inkomen, het aandeel van het inkomen uit arbeid, het reëel netto financieel vermogen en de bruto-overheidsschuld (in % bbp). Daaraan worden de vertrouwens- en onzekerheidsindicatoren toegevoegd, alsook de reële langetermijnrente, die op korte termijn de spaarquote kunnen doen afwijken van haar langetermijnevenwicht.
De empirische resultaten lijken erop te wijzen dat, op lange termijn, een stijgend aandeel van het inkomen uit arbeid gepaard gaat met een daling van de spaarquote. Tegen die achtergrond kan de trendmatige daling van de spaarquote van de huishoudens tijdens de periode 2000-2013 in verband worden gebracht met het lage rendement op kapitaal waardoor het aandeel van het inkomen uit vermogen in het beschikbaar inkomen vrij sterk afnam. Voorts blijkt dat, naast het algemene consumentenvertrouwen, ook de onzekerheid in de verwachtingen van de huishoudens, vooral wat hun eigen financiële situatie betreft, een rol speelt in de kortetermijndynamiek van de spaarquote en dus tijdelijke afwijkingen van die spaarquote ten opzichte van het op basis van de langetermijndeterminanten verwachte evenwichtspeil mee kan helpen verklaren. Zowel bij de aanvang van de Grote Recessie, in 2008 en 2009, als in de periode 2012-2013, spaarden de Belgische huishoudens meer dan dat evenwichtsniveau en die periodes van ‘overmatig’ sparen kunnen tot op zekere hoogte worden gelinkt aan periodes van toenemende onzekerheid.