Anonieme of genummerde rekeningen, kluizen en overeenkomsten
Wettelijk en reglementair kader
- Antiwitwaswet: Art. 20
- Antiwitwasreglement van de NBB: Art. 11
Commentaar en aanbevelingen van de NBB
1. Anonieme rekeningen en kluizen of onder een valse naam of pseudoniem geopende rekeningen en kluizen
Artikel 20 van de antiwitwaswet bepaalt dat financiële instellingen geen anonieme rekeningen of kluizen of rekeningen of kluizen onder een valse naam of onder een pseudoniem mogen openen voor hun cliënten.
Aangezien een cliënt moet worden geïdentificeerd vóór de zakelijke relatie wordt aangegaan, is het niet toegestaan om anonieme rekeningen of kluizen te openen, dat wil zeggen rekeningen of kluizen waarbij de identiteit van de houder onbekend is. Hetzelfde geldt voor rekeningen of kluizen die worden geopend onder namen die niet overeenstemmen met de ware identiteit van de cliënt. Dit verbod belet echter niet dat aan een naam vermeldingen worden toegevoegd die betrekking hebben op een legitieme realiteit. Dat is met name het geval voor een handelsnaam, de naam van een onderafdeling van de cliënt of een naam waarmee cliënten collectief worden geïdentificeerd bij onverdeeldheid. De financiële instelling dient er echter op toe te zien dat de toevoeging als dusdanig makkelijk herkenbaar is en in geen geval misleidend is wat betreft de identiteit van de cliënt.
2. Genummerde rekeningen
Conform artikel 11 van het antiwitwasreglement van de NBB mag een financiële instelling enkel een genummerde rekening voor een cliënt openen op voorwaarde dat de interne procedures die ze heeft vastgesteld (1) voorzien in de voorwaarden waaronder deze rekeningen mogen worden geopend of deze overeenkomsten mogen worden afgesloten, (ii) voorzien in de modaliteiten voor de werking van deze rekeningen of overeenkomsten en (iii) bepalen dat deze voorwaarden en modaliteiten geen afbreuk mogen doen aan de gedragslijnen, procedures en internecontrolemaatregelen inzake SWG/FTP van de financiële instelling.
De praktijk waarbij het aantal personen bij de financiële instelling dat beschikt over informatie waarmee de identiteit van de betrokken cliënt kan worden achterhaald, wordt beperkt, om de door de cliënt gewenste vertrouwelijkheid te waarborgen, meer bepaald door enkel het rekeningnummer te vermelden op de rekeningafschriften en andere documenten, is toegestaan op voorwaarde dat dit geen afbreuk doet aan de toepassing van de identificatieregels en andere SWG/FTP-beleidslijnen. In dat geval moet de identiteit van de cliënt gekend zijn bij (i) de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende, (ii) de AMLCO en (iii) de personen binnen de financiële instelling die deze informatie nodig hebben voor de daadwerkelijke uitoefening van de waakzaamheidsplicht.