Perscommuniqué - Economische projecties voor België - Voorjaar 2011
Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2011
Parallel met de publicatie van nieuwe projecties van het Eurosysteem voor het eurogebied door de ECB, worden in dit artikel de verwachte resultaten voor de Belgische economie in 2011 en 2012 voorgesteld. De herstelfase die sinds twee jaar is ingetreden in de wereldeconomie, heeft begin 2011 een zekere maturiteit bereikt. Onder impuls van de opkomende economieën heeft het internationale handelsverkeer, dat sterk was aangetast door de financiële crisis en de economische recessie, opnieuw zijn niveau van vóór de crisis bereikt. Gelet op het wegebben van de financiële spanningen en het accommoderende karakter van het tot dusver gevoerde monetaire en budgettaire beleid, zou de bedrijvigheid in de verschillende economische zones gaandeweg moeten steunen op een breder draagvlak dan alleen de uitvoer, onder meer dankzij een toename van de investeringen. Deze verbetering van de economische situatie heeft geleid tot een snelle stijging van de grondstoffenprijzen en, dientengevolge, van de inflatie van de consumptieprijzen.
Er blijven echter belangrijke onzekerheidsfactoren bestaan. De ernstig verslechterde situatie van de overheidsfinanciën in de meeste ontwikkelde economieën aan weerszijden van de Atlantische Oceaan als gevolg van de crisis van 2008-2009 vraagt om consolidatiemaatregelen. Evenzo zullen de financiële instellingen, over het geheel genomen, hun herstructureringen moeten voortzetten. Bovenop deze mogelijk belastende factoren voor de economie komen nog de risico's die voortvloeien uit de natuurrampen in Japan en uit de politieke en sociale spanningen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het eurogebied, van zijn kant, wordt in belangrijke mate gekenmerkt door uiteenlopende ontwikkelingen, zoals blijkt uit de onverwachte kracht van het herstel in Duitsland – in het bijzonder tijdens het eerste kwartaal van 2011 –, enerzijds, en de neergang van de bedrijvigheid in de economieën die ernstige structurele moeilijkheden ondervinden, anderzijds.
Tegen deze achtergrond wijzen de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties op een verder herstel, maar in een tempo dat begin 2011 tijdelijk minder krachtig is. Ze zijn opgesteld op basis van hypothesen die medio mei 2011 werden geformuleerd. Ze gaan uit van een verdere expansie van het internationale handelsverkeer in 2011 en 2012, zij het in een minder hoog tempo dan in 2010. De aardolieprijzen zouden, op basis van de termijnmarkten, opklimmen van een gemiddeld niveau van $ 79,6 in 2010 tot $ 111,1 in 2011 en $ 108 in 2012. Ook de rentetarieven worden verondersteld het door de markt verwachte verloop te volgen. Op gemiddelde jaarbasis zou de rente op driemaands interbancaire deposito's in euro 1,6 % bedragen in 2011 en 2,3 % in 2012, en zou de rente op obligaties van de Belgische Staat 4,3 % bereiken in 2011 en 4,7 % in 2012. De wisselkoersen, van hun kant, worden constant gehouden op het niveau van $ 1,43. Tegen deze achtergrond zou de bbp-groei in het eurogebied, na in 2010 1,7 % te hebben bedragen, moeten begrepen zijn tussen 1,5 en 2,3 % in 2011 en tussen 0,6 en 2,8 % in 2012. De inflatie, van haar kant, die 1,6 % beliep in 2010, zou liggen tussen 2,5 en 2,7 % in 2011 en tussen 1,1 % en 2,3 % in 2012.
In België vielen de recente economische ontwikkelingen gunstiger uit dan verwacht in de voorgaande projecties, inclusief de in december 2010 voorgestelde projectie. In het kielzog van Duitsland kon de Belgische economie profijt trekken van de opleving van de wereldvraag, terwijl de particuliere consumptie zich snel herstelde dankzij de onverwachte bestendigheid van de arbeidsmarkt. Langzamerhand zouden ook de investeringen van de ondernemingen en van de gezinnen zich moeten herstellen. Zo zou de bbp-groei worden geschraagd door verschillende drijvende krachten. Al met al beliep de bbp-groei 2,1 % in 2010; hij zou 2,6 % bedragen in 2011, en vervolgens teruglopen tot 2,2 % in 2011: dit zijn hogere groeipercentages dan die van het eurogebied.
De verdere groei van de bedrijvigheid zou steunen op een consolidatie van de arbeidsmarkt. De banencreatie zou zich handhaven op een iets hoger peil dan in 2010, namelijk respectievelijk 0,9 en 0,8 %. Zo zouden in nettotermen circa 77 000 extra banen worden gecreëerd tussen eind 2010 en eind 2012, na een toename met 54 200 eenheden in de loop van 2010. Rekening houdend met het verwachte verloop van de beroepsbevolking, zou de begin 2010 ingezette daling van de werkloosheid gestaag aanhouden, waardoor de werkloosheidsgraad zou afnemen van 8,4 % gemiddeld in 2010 tot 7,3 % in 2012.
Naarmate de economische groei zich in 2011 en 2012 voortzet, zou hij breder gefundeerd moeten zijn. De eind 2009 in België ingezette opleving werd immers geschraagd door het krachtige herstel van de uitvoer, onder impuls van de duidelijke verbetering van de wereldhandel, terwijl de groei van de binnenlandse vraag achterbleef. De uitvoer van goederen en diensten, die in 2010 een krachtige groei had opgetekend in het verlengde van de opleving van de buitenlandse vraag, zou dit jaar en volgend jaar een bescheidener groei laten zien van respectievelijk 7 en 5,4 % in reële termen. Enerzijds zou de expansie van de buitenlandse markten vertragen, en anderzijds zou het door de Belgische ondernemingen geleden verlies aan marktaandeel - dat de afgelopen drie jaar zeer beperkt was gebleven - over de projectieperiode oplopen. De consolidatie van de economische bedrijvigheid komt tot uiting in een herstel van de aan de ondernemingen gerichte vraag en in een verbetering van hun rentabiliteit, wat de zelffinanciering van de investeringsprojecten ten goede komt. Tegen deze achtergrond wordt verwacht dat de bedrijfsinvesteringen vanaf 2011 opnieuw een positieve groei zullen laten zien, na twee opeenvolgende jaren van inkrimping. Zo zouden de bruto-investeringen in vaste activa met 3,7 % naar volume groeien in 2011 en 2012. De gezinsconsumptie gaf een vrij snel herstel te zien na afloop van de crisis: na een forse achteruitgang in 2009 nam ze vanaf 2010 toe met 1,6 % in reële termen. Deze groei zou grotendeels identiek blijven in 2011 en 2012, met nagenoeg 1,7 %, ondanks het iets volatielere verloop van het beschikbaar inkomen van de gezinnen. Na een substantiële toename op het hoogtepunt van de crisis zou de spaarquote de in 2010 ingezette daling moeten voortzetten. In 2012 zou de spaarquote opnieuw met 0,6 procentpunt de hoogte ingaan tot 17,2 %, een niveau in de buurt van haar langetermijnniveau.
Parallel met de duidelijke opleving van de bedrijvigheid en van de wereldwijde vraag, zijn de inflatoire spanningen van buitenlandse oorsprong sterk toegenomen in België in de loop van 2010 en begin 2011. Gemeten op basis van de HICP, is de inflatie gestegen van 0,8 % in januari 2010 tot 3,7 % in januari 2011. Ze zou het hele jaar rond een niveau van ruim 3 % blijven schommelen. Al met al zou de stijging van de consumptieprijzen op gemiddelde jaarbasis versnellen van 2,3 % in 2010 tot 3,4 % in 2011, en daarna teruglopen tot 2,2 % in 2012, wanneer, volgens de gehanteerde hypothesen, de stijging van de consumptieprijzen voor energiedragers zou vertragen. De onderliggende inflatie, daarentegen, is eind 2010 en begin 2011 versneld van gemiddeld 1,1 % in 2010 tot 1,7 % in april 2011 – voornamelijk onder impuls van de diensten –; ze zou gemiddeld 2 % bereiken in 2012.
In België zijn de loonkosten per eenheid product in de privésector afgenomen met 0,7 % in 2010, onder de gecombineerde invloed van het herstel van de productiviteit en een zeer beperkt indexeringseffect. Deze twee factoren zullen in 2011 en 2012 niet meer zo bepalend zijn, tegen de achtergrond van de consolidatie van de herstelfase en de hoge inflatie. Zo zouden de loonkosten per eenheid product toenemen met respectievelijk 1,6 en 2,5 %. De groei van de loonkosten per uur, van zijn kant, zou oplopen van 0,6 % in 2010 tot 2,9 % in 2011 en 3,4 % in 2012. Deze uitgesproken versnelling, weliswaar vertrekkend van een beperkt groeitempo het eerste jaar, is in zeer hoge mate toe te schrijven aan de automatische indexering van de lonen. Volgens de projecties zou de gezondheidsindex van de consumptieprijzen, die als referentie dient voor de indexering, stijgen met 3 % in 2011 en met 2,3 % in 2012. Behalve de indexering houdt de hypothese die wordt gehanteerd voor het verloop van de uurloonkosten in de privésector in 2011 en 2012 ook rekening met de toename met 0,3 % waarvan voor het tweede jaar wordt uitgegaan in het door de regering opgelegde ontwerp van centraal akkoord, alsook met een aanvullende stijging die onder meer verband houdt met de spanningen die aan het licht komen op bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt.
Volgens de meest recente informatie sloten de overheidsfinanciën het jaar 2010 af met een tekort van 4,1 % bbp. Dat resultaat is heel wat beter dan het resultaat van het voorgaande jaar, toen de economische en financiële crisis het tekort op 5,9 % bbp had gebracht. Tegen de hierboven beschreven macro-economische achtergrond zou het tekort teruglopen tot 3,5 % bbp in 2011. Het zou in 2010 echter opnieuw oplopen tot 4,1 % bbp.
De sinds 2008 opgetekende stijging van de schuldgraad van de overheid, onder impuls van de aan de financiële instellingen toegekende kapitaalinjecties en de gevolgen van de economische recessie, is in 2010 aanzienlijk vertraagd. De toename zou moeten plaats ruimen voor een nog beperkte daling in 2011 en vervolgens voor een grotere daling in 2012. De schuldgraad zou teruglopen van 96,6 % bbp in 2010 tot 95,4 % in 2012.