Toepassingsgebied

Deze SWG/FT-website is bedoeld voor de entiteiten die onder de toezichtsbevoegdheid van de NBB vallen en die worden bedoeld in artikel 5, § 1, 4° tot 10°, van de antiwitwaswet alsook in artikel 2 van het antiwitwasreglement van de NBB. Deze instellingen worden op deze website gezamenlijk 'financiële instellingen' genoemd.  

Hiertoe behoren, wanneer ze handelen in het kader van hun gereglementeerde beroepsactiviteiten:

  1. a) de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ressorteren onder het Belgische recht;

    b) de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land;
    c) de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten in de zin van artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsmede nevendiensten in de zin van artikel 2, 2°, van dezelfde wet, te verrichten;
    d) de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die een beroep doen op een in België gevestigde agent om er diensten te leveren die bestaan in het in ontvangst nemen van deposito's of andere terugbetaalbare gelden, in de zin van artikel 4, 1), van de voornoemde wet;

  2. a) de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht bedoeld in boek II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die gemachtigd zijn de levensverzekeringsactiviteiten uit te oefenen bedoeld in bijlage II van dezelfde wet;
    b) de in België gevestigde bijkantoren van verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land, als respectievelijk bedoeld in de artikelen 550 en 584 van dezelfde wet en die gemachtigd zijn in België de levensverzekeringsactiviteiten uit te oefenen bedoeld in bijlage II van dezelfde wet;

  3. a) de betalingsinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in boek 2, hoofdstuk 1, titel 2, van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;
    b) de in België gevestigde bijkantoren van betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land, respectievelijk bedoeld in de artikelen 39 en 46 van dezelfde wet;
    c) de betalingsinstellingen die op grond van artikel 48 van dezelfde wet zijn vrijgesteld;
    d) de betalingsinstellingen bedoeld in artikel 4, punt 4, van Richtlijn 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die in België betalingsdiensten aanbieden via één of meerdere personen die er gevestigd zijn en die de instelling hiervoor vertegenwoordigen;

  4. a) de uitgevers van elektronisch geld bedoeld in artikel 59, 4° en 5°, van de voornoemde wet van 21 december 2009;
    b) de instellingen voor elektronisch geld naar Belgisch recht bedoeld in boek 3, hoofdstuk 1, titel 2, van dezelfde wet;
    c) de in België gevestigde bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land, respectievelijk bedoeld in artikel 91 en in boek 3, hoofdstuk 3, titel 2, van dezelfde wet;
    d) de instellingen voor elektronisch geld die op grond van artikel 105 van dezelfde wet zijn vrijgesteld;
    e) de instellingen voor elektronisch geld bedoeld in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, die ressorteren onder het recht van een lidstaat en die in België elektronisch geld overmaken via één of meerdere personen die er gevestigd zijn en die de instelling hiervoor vertegenwoordigen;

  5. de centrale effectenbewaarinstellingen als gedefinieerd in artikel 36/26/1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
  6. de maatschappijen voor onderlinge borgstelling bedoeld in het koninklijk besluit van 30 april 1999 betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling;
  7. a) de beursvennootschappen bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ressorteren onder het Belgische recht; en
    b) de in België gevestigde bijkantoren van beursvennootschappen bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land.
    c) de beursvennootschappen bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten in de zin van artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsmede nevendiensten in de zin van artikel 2, 2° van dezelfde wet, te verrichten.

De toepasselijkheid van de Wet en van het antiwitwasreglement van de NBB – alsook het toepassingsgebied van deze SWG/FT-website met betrekking tot de financiële instellingen waarvoor deze site bedoeld is – wordt bepaald door twee factoren:

  • de aard van de beroepsactiviteit die wordt uitgeoefend door de betrokken entiteit;
  • de aanwezigheid van een vestiging op het Belgische grondgebied.

Uit het beginsel van de territoriale toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake SWG/FT vloeit voort dat de bepalingen van de Wet en van het antiwitwasreglement van de NBB gelden voor – en dat deze SWG/FT-website betrekking heeft op:

  • de financiële instellingen naar Belgisch recht;
  • de financiële instellingen die onder het recht van een ander EER-land of van een derde land ressorteren en die op het Belgische grondgebied gevestigd zijn om er financiële diensten of producten aan te bieden, ongeacht of deze vestiging de vorm aanneemt van:
    • een in België gevestigd bijkantoor;
    • een of meer in België gevestigde verbonden of onafhankelijke agenten of distributeurs die handelen in het kader van agentuurovereenkomsten met de financiële instelling, die zelf geen andere vestigingsvorm op het Belgische grondgebied heeft. Hiertoe behoren concreet (i) de kredietinstellingen en de beursvennootschappen die ressorteren onder het recht van een ander EER-land en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten te verrichten, (ii) de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een ander EER-land en die een beroep doen op een in België gevestigde agent om er diensten te leveren die bestaan in het in ontvangst nemen van deposito's of andere terugbetaalbare gelden, en (iii) de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld die onder het recht van een ander EER-land of van een derde land ressorteren en die in België uitsluitend via agenten of distributeurs respectievelijk betalingsdiensten aanbieden of elektronisch geld overmaken.

De financiële instellingen die onder het recht van een ander EER-land of van een derde land ressorteren en die in België financiële diensten of producten aanbieden zonder er enige vorm van vestiging te hebben, zijn daarentegen onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen van het land waaronder ze ressorteren en van de andere landen waarin ze eventueel een vestiging hebben. De bepalingen van de Wet en van het antiwitwasreglement van de NBB zijn niet op hen van toepassing en zij behoren a fortiori niet tot de doelgroep van deze website.

Voor meer informatie over het algemeen toepassingsgebied van de antiwitwaswet wordt verwezen naar de voorbereidende werkzaamheden van de antiwitwaswet (wet van 18 september 2017 en wijzigingswetten) (zie pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).