Het nieuwe Europese begrotingskader zet de begrotingsdoelstellingen voor België op scherp

In de loop van 2024 bereikte de Europese Unie een akkoord over een nieuw Europees begrotingskader. Dit was hoogstnoodzakelijk, aangezien de risico’s met betrekking tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van verschillende Europese landen, waaronder België, gevoelig zijn gestegen. Het vorige begrotingskader was van 2020 tot 2023 opgeschort omwille van de corona- en energiecrisis en was volgens de Europese Commissie (EC) aan herziening toe. 

Strenge begrotingsdoelstellingen voor België

Volgens het nieuwe begrotingskader zou België moeten streven naar een structureel tekort 1,6 % van het bbp tegen 2028, of 1,3 % van het bbp tegen 2031 op voorwaarde dat er voldoende structurele hervormingen en investeringen worden beslist. Vertaald naar de uitgavennorm mogen de nominale netto primaire uitgaven jaarlijks gemiddeld met respectievelijk maximaal 2,0 % of 2,5 % toenemen.

Het nieuwe Europese begrotingskader zet de doelstellingen voor het Belgisch begrotingsbeleid op scherp. Dit is dringend nodig. Bij ongewijzigd beleid zou het structureel tekort volgens het Federaal Planbureau (FPB) namelijk oplopen tot 5,5 % van het bbp in 2028; de nominale uitgaven zouden met gemiddeld 3,2 % per jaar toenemen. Daardoor zou ook de hoge schuldgraad blijven stijgen.

Om de nieuwe doelstelling te halen zijn ingrijpende consolidatiemaatregelen nodig. Europa zal België enkel evalueren op de naleving van de uitgavengroeinorm. Eventuele (negatieve of positieve) economische terugverdieneffecten van consolidatiemaatregelen of hervormingen hebben geen impact op de netto primaire uitgavengroeinorm of de naleving ervan.

Alle overheidsniveaus zullen moeten besparen, maar sommige meer dan andere

De uitgavengroeinorm moet verdeeld worden over de verschillende overheidsniveaus in België. Bij gebrek aan hiërarchie tussen die overheden moet er een nieuw akkoord hieromtrent onderhandeld worden. De Hoge Raad van Financiën heeft in haar advies van juli een voorstel gedaan voor de verdeling van de uitgavennorm.

Als we de voorgestelde groeinorm per deeloverheid in het aanpassingsscenario van zeven jaar vergelijken met de uitgavengroei bij ongewijzigd beleid volgens het FPB, moet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest haar uitgaven de komende vijf jaar met 10 procentpunten minder snel laten stijgen en de federale overheid met 8 procentpunten. Ook de Franstalige Gemeenschap moet een grote inspanning leveren van 5 procentpunten. Voor het Waals Gewest en de Vlaamse Gemeenschap zou het volstaan dat de reeds besliste besparingen (volgens de ramingen van het FPB) zich realiseren tegen het einde van de legislatuur.