Perscommuniqué: Heeft de reorganisatie van de mondiale productie de vraag naar arbeid fundamenteel gewijzigd?
Artikel voor het Economisch Tijdschrift van december 2015
De organisatie van de mondiale productie heeft ingrijpende wijzigingen ondergaan. De technologische vooruitgang, via robotisering, digitalisering, informatisering of ontwikkelingen inzake informatie en communicatie, heeft zich op grote schaal verspreid in alle sectoren van de economie en als gevolg daarvan werden de processen met betrekking tot de creatie, de productie en de distributie van goederen en diensten grondig veranderd. Door de gegevensoverdracht te bevorderen en meer toezichtmogelijkheden te bieden, hebben ze eveneens bijgedragen aan de ontsluiting van de productieketens. In die nieuwe organisatie vervaardigen de productie-eenheden niet langer een gereed product voor de consument, maar vormen ze elk een schakel in een vaak complexe en internationaal gefragmenteerde productieketen.
De opkomende landen, hoofdzakelijk in Oost-Azië, hebben profijt getrokken van die mondialisering en zijn geleidelijk uitgegroeid tot de grootste goederenproducent ter wereld. De groei van hun industrieel segment is vooral de vergoeding van het kapitaal en, in mindere mate, van de hooggeschoolden ten goede gekomen. In tegenstelling tot de heersende opvattingen, hebben de laaggeschoolden in de opkomende landen niet geprofiteerd van de mondialisering van de productieketens.
In Europa werd de activiteit en de werkgelegenheid er eveneens door beïnvloed. De verliezen aan marktaandeel van de industrie kwamen tot uiting in een daling van de werkgelegenheid in die bedrijfstak. In de markt- en de niet-marktdiensten werd daarentegen een stijging van de werkgelegenheid opgetekend. Bovendien is de samenstelling van de vraag naar arbeid de laatste vijftien jaar grondig gewijzigd. Middengekwalificeerde beroepen, zoals typisten, administratieve bedienden, metaal- en textielbewerkers of drukkerijmedewerkers kwamen onder druk te staan. Die beroepen hebben een voorspelbare en repetitieve functie-inhoud en worden bedreigd door de technologische vooruitgang, of behoren tot industriële segmenten die werden overgebracht naar opkomende landen. De reorganisatie van de mondiale productie woog daarentegen minder op hoog- en laaggekwalificeerde functies. De eerstgenoemde zijn vaak complementair aan de informatie- en communicatietechnologie (informatici, ingenieurs, gespecialiseerde secretaressen, enz.), terwijl de laatstgenoemde over het algemeen een herhaalde wisselwerking tussen de dienstverlener en de klant inhouden, zoals bij de dienstverlening aan huis.
Van 2000 tot 2013 liep het aandeel van de middengekwalificeerde functies in de totale werkgelegenheid in België met 3,3 procentpunt terug, terwijl dat van de hooggekwalificeerde beroepen met 3,9 procentpunt toenam. Het aandeel van de laaggekwalificeerde banen bleef dan weer nagenoeg stabiel. Die ontwikkelingen wijzen dus op een polarisatie van de vraag naar arbeid. Dat fenomeen is niet toe te schrijven aan de economische crisis, want het kwam reeds begin van de jaren 2000 tot uiting. Het wordt opgetekend in elke grote bedrijfstak, met inbegrip van de marktdiensten en de niet-marktsector. Die polarisatie is niet typisch voor België; een groot aantal Europese landen laten een nog zwaardere druk op de middengekwalificeerde beroepen optekenen.
In het artikel worden de reorganisatie van de mondiale productie en de polarisatie van de vraag naar arbeid toegelicht en wordt het verband tussen de beide ontwikkelingen tijdens de recente periode onderzocht. Het originele ervan is de nieuwe benadering vanuit het oogpunt van de productieketens. Aan de hand daarvan kan de bijdrage van elk land aan de creatie van marktgoederen en –diensten beter worden gemeten. Bovendien biedt die aanpak nieuwe maatstaven van de fragmentatie van de productie die relevant blijken te zijn om de polarisatie van de vraag naar arbeid te verklaren.