EMIR-verordening (European Market Infrastructure Regulation)

De EMIR-verordening heeft tot doel het Europees regelgevend kader voor derivatentransacties te versterken door de stabiliteit, de transparantie en de efficiëntie op de derivatenmarkten te verbeteren. De EMIR-verordening en de daaruit voortvloeiende gedelegeerde verordeningen en uitvoeringsverordeningen regelen in de eerste plaats het verplicht gebruik van centrale tegenpartijen (central counterparties – CCP’s) voor gestandaardiseerde over-the-counter (otc) derivatentransacties en stellen risicobeheervereisten vast, met inbegrip van de uitwisseling van zekerheden (collateral), voor niet-gestandaardiseerde otc-derivatentransacties.

Daarnaast voorziet de EMIR-verordening in de verplichte rapportering van derivatencontracten aan transactieregisters, om een volledig beeld te geven van de werking van de derivatenmarkten en om de bevoegde autoriteiten de derivatengegevens te verstrekken van de instellingen die onder hun toezicht vallen.

1. Wat houdt de EMIR-verordening in?

Op 16 augustus 2012 is Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (European Market Infrastructure Regulation – EMIR) in werking getreden.

De EMIR-verordening legt drie grote verplichtingen op aan markttegenpartijen die enige vorm van derivaten aanhouden:

De verplichting tot rapportering van alle derivatencontracten aan een transactieregister dat door de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (European Securities and Markets Authority – ESMA) is erkend (artikel 9 EMIR);

  • De verplichting tot clearing door een centrale tegenpartij van otc-derivatencontracten waarop deze verplichting van toepassing is verklaard door ESMA (artikel 4 EMIR);
  • De verplichting om risico-inperkingstechnieken toe te passen voor niet door een centrale tegenpartij afgewikkelde otc-derivatencontracten (artikel 11 EMIR), zoals bevestiging, dagelijkse waardering, reconciliëren en uitwisseling van zekerheden[1].

 De EMIR-verordening voorziet ook in een kader voor vergunningverlening aan en toezicht op centrale tegenpartijen, evenals voor registratie van en toezicht op transactieregisters (trade repositories) door ESMA.

[1] Technische reguleringsnormen van de EMIR-verordening met betrekking tot risico-inperkingstechnieken voor niet door een centrale tegenpartij geclearde otc-derivatencontracten: Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie van 4 oktober 2016

2. Op welke producten en entiteiten is de EMIR-verordening van toepassing?

EMIR is van toepassing op alle financiële en niet-financiële tegenpartijen die derivatentransacties hebben afgesloten. De verschillende vormen van derivaten zijn opgenomen in deel C (punten 4 tot en met 11) van bijlage I bij Richtlijn (EU) nr. 2014/65 (de zogenaamde MiFID II-richtlijn). 

In België zien de NBB en de FSMA toe op de naleving van de EMIR-vereisten door de tegenpartijen die onder hun respectieve bevoegdheid vallen.

De NBB is de bevoegde autoriteit met betrekking tot de financiële tegenpartijen (financial counterparties – FC’s) zoals de kredietinstellingen, beursvennootschappen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, vereffeningsinstellingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld die onder prudentieel toezicht staan.

De FSMA is de bevoegde autoriteit met betrekking tot de niet-financiële tegenpartijen (non-financial counterparties – NFC’s) zoals de ICBE’s, OFI’s, beheervennootschappen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.

3. Verplichtingen onder EMIR:

3.1 Clearingverplichting

Welke derivaten vallen onder de clearingverplichting?

De Europese Commissie bepaalt op basis van door ESMA ontwikkelde technische reguleringsnormen (regulatory technical standards) welke klassen van otc-derivatencontracten onder de clearingverplichting vallen en met ingang van welke datum de clearingverplichting in werking treedt.

Bij de bepaling of een otc-derivatencontractenklasse aan clearingvereisten moet worden onderworpen, streeft ESMA ernaar het systeemrisico te beperken. Dit houdt onder meer in dat bij de beoordeling rekening wordt gehouden met factoren zoals de mate van standaardisatie van de derivaten, het volume en de liquiditeit van de verschillende klassen van otc-derivatencontracten en de beschikbaarheid van eerlijke, betrouwbare en algemeen aanvaarde informatie over de prijsstelling in de desbetreffende klasse van otc-derivatencontracten.

Een overzicht van de derivaten die onder de clearingverplichting vallen, is hier beschikbaar.

Vanaf wanneer geldt de clearingverplichting?

Bij het ontwikkelen van de technische reguleringsnormen die bepalen vanaf wanneer de verplichting tot clearing door een centrale tegenpartij van toepassing is, heeft ESMA een gefaseerde benadering (phased-in approach) toegepast. Volgens deze benadering zijn niet alle derivatenklassen vanaf dezelfde datum onderworpen aan de clearingverplichting. De verplichting tot clearing door een centrale tegenpartij is afhankelijk van:

  • De datum vanaf wanneer een klasse van otc-derivatencontracten onderworpen is aan de clearingverplichting, en
  • De categorieën van de tegenpartijen van een derivatentransactie.

Een overzicht van de technische reguleringsnormen die bepalen vanaf wanneer een clearingverplichting van toepassing is op een klasse van otc-derivaten, is hier beschikbaar.

EMIR Refit en clearingdrempels

EMIR werd op 17 juni 2019 gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 (“EMIR Refit”) met het oog op een betere toepassing van het evenredigheidsbeginsel met de invoering van het begrip “kleine financiële tegenpartijen” (FC-).

Overeenkomstig de artikelen 4 bis en 10 EMIR, zoals gewijzigd bij de EMIR Refit, moet een tegenpartij (FC of NFC) die bij de berekening van haar posities vaststelt dat zij de clearingdrempels overschrijdt de NBB en ESMA onmiddellijk in kennis stellen. Zij moet deze kennisgeving ook verrichten indien zij deze berekening niet uitvoert. In dat geval is zij onmiddellijk onderworpen aan de verplichting tot clearing door een centrale tegenpartij.  

De clearingdrempels en de procedures voor de door de tegenpartijen uit te voeren controle worden hier beschreven.

De procedure voor de kennisgeving aan de NBB van overschrijdingen van de clearingdrempels wordt hier uiteengezet.

3.2 Rapporteringsverplichting

Artikel 9 EMIR bepaalt dat alle derivatentransacties moeten worden gerapporteerd aan handelsregisters (trade repositories – TR's). TR's worden gereguleerd door EMIR en worden erkend en gemachtigd door ESMA om de gegevens van alle derivatencontracten te verzamelen en bij te houden. Deze rapporteringsverplichting heeft betrekking op zowel FC’s als NFC’s en is van toepassing op zowel otc- als exchange-traded-derivaten.

Het doel van de rapporteringsverplichting is om de transparantie van de otc-derivatenmarkt te verbeteren. Tegenpartijen moeten elke nieuwe transactie rapporteren, evenals wijzigingen en andere events zoals novatie, compressie, vroegtijdige beëindiging, enz., gedurende de hele looptijd van een contract. Voor elke derivatentransactie moeten tegenpartijen informatie verstrekken over de tegenpartijen van het contract, evenals algemene informatie over het contract (uitvoeringsdatum, vervaldatum, notioneel bedrag, valuta, enz.). Bovendien moeten FC's en NFC+ (NFC’s die de clearingdrempel overschrijden) elke dag de marktwaarde van hun uitstaande derivatencontracten rapporteren. De specifieke regels met betrekking tot de rapportering van de geactualiseerde waarderingen zijn hier beschikbaar.

Marktdeelnemers buiten de EER zijn niet onderworpen aan de rapporteringsverplichting. Aangezien tegenpartijen in de EER wel aan de rapporteringsverplichting moeten voldoen, zijn EER-entiteiten verplicht om informatie over tegenpartijen buiten de EER te verstrekken wanneer zij met hen derivatentransacties afsluiten.

Onder de EMIR Refit is bij transacties tussen een FC en een NFC- (een NFC die onder de clearingdrempel ligt) de FC verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportering namens beide tegenpartijen. Dit vereiste is in werking getreden op 17 juni 2020. De NFC is ook verantwoordelijk voor het verstrekken van de relevante informatie aan de FC (zie voor meer informatie vraag 54 van de ESMA EMIR Q&A).

De lijst van rapporteringsnormen is beschikbaar op de website van ESMA.

3.3 Risico-inperkingstechnieken

Krachtens artikel 11 EMIR moeten tegenpartijen met niet door een centrale tegenpartij geclearde derivatencontracten voorzien in specifieke risicobeheerprocedures, waaronder dagelijkse waardering van deze contracten, tijdige bevestiging van de transacties, regelmatig reconciliëren van de portefeuilles, compressie van de portefeuilles, oplossing van geschillen en uitwisseling van zekerheden.

 

Date of application

FC

NFC+

NFC-

Daily mark-to-market

15/03/2013

Yes

Yes

No

Timely confirmation

15/03/2013

T+1

T+2

Portfolio reconcillation

15/09/2013

Every day, week or quarter depending on portfolio size.

Every quarter or year depending on portfolio size.

Portfolio compression

15/09/2013

When counterparties have more than 500 contracts outstanding with each other, obligation to have procedures to analyse the possibility to conduct the exercise.

Dispute resolution

15/09/2013

Procedures in place + reporting to the competent authority

Procedures in place

Exchange of collateral*

Phase in per amount of non-centrally cleared derivatives.

Yes

No

* Intragroup transactions are exempted

 

Deze risico-inperkingstechnieken zijn vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251. Deze laatste heeft met name betrekking op de vereisten inzake uitwisseling van zekerheden (initiële en variatiemarges). 

Volgens Artikel 15, alinea 2 van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013, financiële tegenpartijen moeten de NBB informeren wanneer zij geschillen hebben met een tegenpartij over de waardering voor een bedrag van minstens 15 miljoen euro die ten minste 15 werkdagen onopgelost zijn. De rapporteringsprocedure wordt hier beschreven.

4. Vrijstellingsvoorwaarden voor intragroepcontracten

EMIR voorziet onder bepaalde voorwaarden in vrijstellingen voor otc-derivatencontracten die worden afgesloten binnen eenzelfde groep:

  • Vrijstelling van de clearingverplichting (artikel 4, lid 2 EMIR);
  • Vrijstelling van de verplichting tot uitwisseling van zekerheden (artikel 11, leden 6 tot en met 10 EMIR);
  • Vrijstelling van de verplichting tot rapportering van intragroepcontracten aan transactieregisters (artikel 9, lid 1 EMIR).

Voor meer informatie over de procedure voor het aanvragen van deze vrijstellingen, zie circulaire NBB_2017_16 betreffende de procedure voor de vrijstelling voor intragroepderivatentransacties van de clearingverplichting en van de verplichting tot uitwisseling van zekerheden.