4.3.3.2. Richtsnoeren van de EBA

4:110 Artikel 34, lid 3 van de IFD bepaalt dat de EBA richtsnoeren dient te verstrekken betreffende de toepassing van degelijk beloningsbeleid, waarin de beginselen van de artikelen 30 tot en met 33 van de IFD in acht worden genomen. De meest recente versie van deze richtsnoeren (EBA/GL/2021/13) werd gepubliceerd op 22 november 2021. Deze richtsnoeren worden via dit handboek omgezet in het Belgisch regelgevend kader.

4:111 De NBB zal zich bij haar effectief toezicht op het beloningsbeleid en de beloningspraktijken van beursvennootschappen laten leiden door deze richtsnoeren[44]. Deze richtsnoeren vervolledigen en verduidelijken het regelgevend kader dat door beursvennootschappen moet worden nageleefd

4:112 Aspecten die aan bod komen in de richtsnoeren EBA/GL/2021/13 zijn onder meer transparantie ten aanzien van de belanghebbenden, evenredigheid, de noodzaak om een genderneutraal beloningsbeleid te voeren en monitoring van de loonkloof tussen personen van verschillende genders.

 

[44]  De inwerkingtreding van het WVV heeft een zeer beperkte invloed gehad op de beloningsregels. Sinds het WVV moeten beursvennootschappen erop toezien dat hun beloningsbeleid in overeenstemming is met artikel 7:92, vierde lid, laatste zin van het WVV, op grond waarvan geen variabele beloning mag worden toegekend aan onafhankelijke bestuurders. Er zij ook opgemerkt dat de algemene vergadering van een vennootschap sinds het WVV de mogelijkheid heeft om een opzegtermijn en een ontslagvergoeding toe te kennen aan bestuurders, doordat het beginsel van de ad nutum-afzetbaarheid van bestuurders van aanvullend recht is geworden.