Governanceregels voor groepen waarvoor een Belgische entiteit verantwoordelijk is voor de naleving van de prudentiële regels op geconsolideerde basis door de groep en door haar entiteiten

Dit punt 5.2.2. geldt voor:

  1. groepen waarvan de overkoepelende moederonderneming in België of in de EER een Belgische kredietinstelling is;
  2. groepen waarvan de overkoepelende moederonderneming in België of in de EER een goedgekeurde Belgische (gemengde) financiële holding is;
  3. subgroepen die onderworpen zijn aan de verplichting tot subconsolidatie waarvoor een Belgische (gemengde) financiële holding is goedgekeurd;
  4. groepen of subgroepen waarvoor een Belgische kredietinstelling is aangewezen;
  5. groepen of subgroepen waarvoor een Belgische (gemengde) financiële holding is aangewezen.

Naar de instelling die aan het hoofd van deze groepen of subgroepen staat[1], wordt verwezen als de "Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep".

De Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep moet (op geconsolideerde en/of, in voorkomend geval, op gesubconsolideerde basis) voldoen aan de artikelen 21, 27 tot en met 42, 56 tot en met 59 en 63 tot en met 71 van de bankwet en (i) ervoor zorgen dat de regelingen, processen en mechanismen voor governance samenhang vertonen en goed geïntegreerd zijn op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis, (ii) de invloed beoordelen van de ondernemingen die in de consolidatiekring zijn opgenomen op andere ondernemingen, en (iii) alle gegevens en informatie verkrijgen die relevant zijn voor het toezicht op de groep of subgroep.

Dit betekent dat alle regels inzake deugdelijk bestuur die in dit handboek zijn opgenomen, mutatis mutandis van toepassing zijn op het niveau van de groep of subgroep[2].

Concreet past de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep regelingen, processen en mechanismen toe om op geconsolideerde en gesubconsolideerde basis een deugdelijk en samenhangend bestuur te waarborgen voor de volledige groep of subgroep (met inbegrip van de dochterondernemingen die niet onder Richtlijn 2013/36/EU vallen en de dochterondernemingen die in derde landen zijn gevestigd, evenals offshore financiële centra)[3]. Deze regelingen, processen en mechanismen moeten aangepast zijn aan de structuur, de bedrijfsmodellen en de risico's van de groep of subgroep (toepassing van het evenredigheidsbeginsel) en mogen de verantwoordelijkheid van de besluitvormingsorganen van de instellingen binnen de groep of subgroep niet in het gedrang brengen.

Onverminderd de governancevereisten die op individuele basis op de gereglementeerde ondernemingen van de groep of subgroep van toepassing zijn, zorgt de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep ervoor dat de governanceregelingen, -processen en ‑mechanismen die zij op het niveau van de groep (of subgroep) heeft ingesteld, ten minste de volgende specifieke governancevereisten omvatten[4]:

 

  • Interactie tussen de besluitvormingsorganen: de bevoegde besluitvormingsorganen binnen de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep hebben onderling contact en wisselen regelmatig gegevens en informatie uit met de entiteiten die deel uitmaken van de groep of subgroep. De regelingen, processen en mechanismen voor governance dienen te waarborgen dat de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep voldoende gegevens en informatie tot haar beschikking heeft om het risicoprofiel voor de gehele groep of subgroep te kunnen beoordelen. Deze gegevens of informatie moeten het mogelijk maken toezicht uit te oefenen op de groep of subgroep en deze te sturen, maar moeten specifiek blijven, zodat dit niet ten koste gaat van de naleving door de dochterondernemingen van hun plaatselijke verplichtingen inzake informatie-uitwisseling. Het wettelijk bestuursorgaan van de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep zorgt er ook voor dat de verschillende entiteiten van de groep of de subgroep (met inbegrip van de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep) voldoende informatie ontvangen, zodat zij een duidelijk beeld hebben van de algemene doelstellingen, de strategieën en het risicoprofiel van de groep of de subgroep en van de manier waarop de betrokken entiteit van de groep of subgroep is ingebed in de structuur en operationele werking van de groep of subgroep. Dergelijke informatie en wijzigingen daarin worden gedocumenteerd en ter beschikking gesteld van de betrokken relevante functies, waaronder het wettelijk bestuursorgaan, de bedrijfsonderdelen en onafhankelijke controlefuncties. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep zorgen ervoor dat ze op de hoogte blijven van de risico's die de structuur van de groep of subgroep met zich meebrengt. Onverminderd eventuele plaatselijke verplichtingen inzake informatie-uitwisseling en beroepsgeheim betekent dit onder andere dat zij: (i) informatie ontvangen over belangrijke risicobronnen; (ii) periodieke rapporten met een beoordeling van de algemene structuur van de Belgische verantwoordelijke instelling en van de verenigbaarheid van de activiteiten van de afzonderlijke entiteiten met de goedgekeurde strategie voor de gehele groep of subgroep ontvangen; en (iii) periodieke rapporten ontvangen over aangelegenheden waarvoor het regelgevingskader naleving eist op individueel, geconsolideerd, en, in voorkomend geval gesubconsolideerd niveau;

 

  • Risicobeheer op het niveau van de groep: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep voert een risicobeheersysteem in op het niveau van de groep of subgroep dat rekening houdt met onderlinge afhankelijkheden, en meer bepaald met: (i) het reputatierisico en het risico dat voortvloeit uit intragroeptransacties en risicoconcentraties, met inbegrip van besmettingsrisico's, op het niveau van de groep of subgroep; (ii) onderlinge afhankelijkheden tussen risico's als gevolg van de bedrijfsvoering via verschillende entiteiten en in verschillende rechtsgebieden; (iii) risico's die voortvloeien uit entiteiten uit derde landen; (iv) risico's die voortvloeien uit niet-gereglementeerde entiteiten; (v) risico's die voortvloeien uit andere gereglementeerde entiteiten;

 

  • Risicoconcentratie: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep zorgt ervoor dat er processen en procedures bestaan om risicoconcentraties te definiëren, te meten, te beheren en te bewaken en erover te rapporteren;

 

  • Intragroeptransacties: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep zorgt ervoor dat het risicobeheersysteem van de groep of subgroep en de afzonderlijke ondernemingen processen en procedures bevat voor het detecteren, meten, monitoren, beheren en rapporteren van significante intragroeptransacties;

 

  • Systeem voor interne controle op het niveau van de groep en onafhankelijke controlefuncties op het niveau van de groep: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep zorgt ervoor dat de internecontrolesystemen binnen de groep consistent zijn en stelt onafhankelijke controlefuncties in op het niveau van de groep die een holistisch beeld kunnen geven van alle risico's op het niveau van de groep of subgroep;

 

  • Uitbesteding binnen de groep: onverminderd de uitbestedingsregels die de dochterondernemingen op individueel niveau moeten volgen, stelt de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep documentatie op over de uitbestedingen binnen de groep, waarmee kan worden bepaald welke functies worden uitbesteed aan welke juridische entiteit, en waarborgt zij dat de uitbestedingsovereenkomsten geen afbreuk doen aan de uitvoering van de kritieke of belangrijke functies, activiteiten of taken van de entiteiten die deel uitmaken van de groep of subgroep;

 

  • Beloning: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep voert voor de hele groep een consistent beloningsbeleid in dat in overeenstemming is met de risicobeheerstrategieën van de groep of subgroep. In dit verband wordt eraan herinnerd dat, wat de beloning betreft, alleen "instellingen", "financiële instellingen" en “nevendienstenbedrijven” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 3, 18 en 26 van Verordening nr. 575/2013, onder de regelgevingsconsolidatie vallen. Het beloningsbeleid van de groep of subgroep, dat is vastgesteld volgens de Belgische regels, is ook van toepassing op buitenlandse dochterondernemingen die in de consolidatiekring van de groep of subgroep zijn opgenomen, voor zover zij werknemers in dienst hebben van wie de beroepsactiviteiten het risicoprofiel van de groep of subgroep materieel beïnvloeden. Overeenkomstig het nieuwe artikel 168/1, § 1 van de bankwet zijn dochterondernemingen die onder de regelgevingsconsolidatie vallen, echter vrijgesteld van de toepassing van de beloningsvereisten, voor zover zij aan dergelijke vereisten zijn onderworpen op grond van regels die specifiek zijn voor hun sector;

 

  • Beheer van belangenconflicten: de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep of subgroep houdt rekening met de belangen in het kader van een belangenconflictenbeleid op het niveau van de groep of subgroep op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis. Overeenkomstig artikel 21, § 1, 3° juncto artikel 168, § 1 van de bankwet stelt deze instelling op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis doeltreffende procedures vast voor de identificatie, de meting, het beheer, de opvolging en de voorkoming van en de interne rapportering over de risico’s op belangenconflicten binnen de groep of subgroep.

 Voor nadere informatie zij verwezen naar de paragrafen 83 tot en met 90 van de richtsnoeren EBA/GL/2021/05.

 

[1] Het kan gaan om een Belgische moederkredietinstelling (art. 164, § 2, 2°), een aangewezen kredietinstelling naar Belgisch recht (art. 164, § 1, 6°) of een goedgekeurde of aangewezen (gemengde) financiële holding naar Belgisch recht (art. 164, §1, 5° en 7°).
[2] Artikel 205 bepaalt dat Belgische moederkredietinstellingen, aangewezen kredietinstellingen naar Belgisch recht en goedgekeurde of aangewezen (gemengde) financiële holdings naar Belgisch recht verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het toezicht op geconsolideerde basis. Indien een goedgekeurde gemengde financiële holding en een moederkredietinstelling naar Belgisch recht aan het hoofd staan van een financieel conglomeraat, zijn zij ook verantwoordelijk voor het waarborgen van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het aanvullend toezicht op het financieel conglomeraat. Een aangewezen gemengde financiële holding of een aangewezen kredietinstelling kan deze verantwoordelijkheid ook uitoefenen voor de groep als geheel, indien de banksector de belangrijkste sector is binnen het financieel conglomeraat op grond van artikel 186, § 3.
[3] Voor nadere informatie over de consolidatiekring van de groep of subgroep en over het onderscheid tussen dochterondernemingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/36/EU vallen en dochterondernemingen die daar niet onder vallen, zij verwezen naar de bankwet en naar Verordening nr. 575/2013 (zie de verschillende definities en de artikelen 18 en 19 in het bijzonder), alsmede Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/676 van de Commissie van 3 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de voorwaarden waarop consolidatie in de in artikel 18, leden 3 tot en met 6, en artikel 18, lid 8, van die verordening bedoelde gevallen moet worden uitgevoerd. Wat de consolidatiekring betreft die geldt voor de beloningsvereisten, gelden er enkele uitzonderingen overeenkomstig artikel 109, leden 4 en 5 van Richtlijn 2013/36/EU, artikel 212 van de bankwet, dat verwijst naar artikel 71 van diezelfde wet, en bepaalde bijlagen bij de bankwet.
[4] Niet-uitputtende lijst van specifieke vereisten voor de groep of subgroep.