2.8 Beoordeling van de geschiktheid in het kader van een afwikkeling
2:180 De geschiktheid van personen die in het kader van een afwikkeling overeenkomstig de artikelen 27 en 28 en artikel 34, lid 1, onder c), van de BRRD[1] nieuw worden benoemd in het wettelijk bestuursorgaan van een instelling, moet door de toezichthouder van die instelling worden beoordeeld overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde beoordelingscriteria.
2:181 De afwikkelingsautoriteiten stellen de toezichthouder onverwijld in kennis van elke nieuwe benoeming van een of meer leden in het wettelijk bestuursorgaan van de instelling. Bij de benoeming van leden van het wettelijk bestuursorgaan overeenkomstig artikel 34, lid 1, onder c), op grond van de in artikel 63, lid 1, onder l), van de BRRD bedoelde afwikkelingsbevoegdheden, verstrekken de afwikkelingsautoriteiten de toezichthouder zo spoedig mogelijk de nodige documenten om hem in staat te stellen een geschiktheidsbeoordeling uit te voeren.
2:182 Gelet op de spoedeisendheid van de situatie verricht de toezichthouder de geschiktheidsbeoordeling nadat het lid van het wettelijk bestuursorgaan in functie is getreden en zonder onnodige vertraging en zo mogelijk binnen een maand na de datum waarop hij van de benoeming in kennis is gesteld. De toezichthouder stelt de afwikkelingsautoriteit in kennis van de resultaten van de beoordeling.
2:183 De speciaal commissaris die door de afwikkelingsautoriteit in het kader van een afwikkelingsprocedure is aangesteld voor een tijdelijk mandaat dat niet langer duurt dan de afwikkelingsprocedure en die belast is met taken die uitsluitend verband houden met de tenuitvoerlegging van afwikkelingsmaatregelen, overeenkomstig artikel 35 van de BRRD, is niet onderworpen aan de geschiktheidsbeoordeling.
[1] Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.