2. Geschiktheidsvereisten voor belangrijke instellingen die krachtens de SSM-Verordening onder het rechtstreeks toezicht van de ECB staan
Regelgevend kader:
- Art. 4 en 6 van de SSM-Verordening[1]
- Art. 93 en 94 van de SSM-Kaderverordening[2]
- Art. 3, 83°, 11, 19, 20, 21, 27-31, 60, 61, 62, 62/1, 72, 86, 168 en 212 van de bankwet[3]
- Koninklijk besluit van 8 februari 2022 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 9 november 2021 met betrekking tot de uitoefening van externe functies door leiders en verantwoordelijken voor een onafhankelijke controlefunctie van gereglementeerde ondernemingen
- Koninklijk besluit van 15 april 2018 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
- Mededeling NBB_2022_19 van 12 juli 2022 over de uitoefening van externe functies door de leiders en de verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties van gereglementeerde ondernemingen
- Circulaire NBB_2021_27 van 16 november 2021 tot omzetting van de richtsnoeren van de EBA van 2 juli 2021 voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie (EBA/GL/2021/06)
- Mededeling NBB_2021_04 van 19 januari 2021 betreffende het project HIVE en de digitalisatie van het “fit & proper”-proces
- Circulaire NBB_2018_25 van 18 september 2018 betreffende de geschiktheid van bestuurders, leden van het directiecomité, verantwoordelijken van onafhankelijke controlefuncties en effectieve leiders van financiële instellingen (circulaire tot invoering van dit handboek)
- Circulaire NBB_2017_21 van 7 juli 2017 betreffende leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen
- Handboek Governance voor de banksector (nieuwe versie van 2022)
- EBA-richtsnoeren van 2 juli 2021 voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie (EBA/GL/2021/06)
- EBA-richtsnoeren van 2 juli 2021 inzake interne governance (EBA/GL/2021/05)
- SSM-Gids voor de beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid van december 2021
- Principes van het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS): principes 2 en 4
2:1 De Richtlijnen 2013/36/EU[4] (“CRD”) en 2014/65/EU[5] (“MIFID”) bevatten diverse bepalingen die aan de Europese Bankautoriteit (EBA) de bevoegdheid verlenen om richtsnoeren uit te vaardigen betreffende de individuele en collectieve geschiktheidsvereisten voor leden van het wettelijk bestuursorgaan, effectieve leiders en medewerkers met een sleutelfunctie bij kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings.
2:2 In dit kader heeft de EBA op 2 juli 2021 de richtsnoeren EBA/GL/2021/06 uitgevaardigd, die vanaf 31 december 2021 dienen te worden toegepast. De NBB zal zich bij de uitoefening van haar toezicht op de geschiktheidsvereisten laten leiden door deze richtsnoeren. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, dienen de betrokken instellingen daarom, als invulling en verduidelijking van de wettelijke bepalingen betreffende de geschiktheidsvereisten, deze richtsnoeren toe te passen en na te leven. Dit wordt nader toegelicht in circulaire NBB_2021_27 van 16 november 2021, waarin de richtsnoeren worden omgezet.
2:3 Daarnaast heeft de ECB in december 2021 een nieuwe versie van haar Gids voor de beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid (“SSM-Gids”) gepubliceerd, die tot doel heeft de toepassing van de criteria voor geschiktheidsbeoordelingen te harmoniseren en aldus een gemeenschappelijke werkwijze te bereiken in de toezichtspraktijken van de deelnemende lidstaten. De NBB en ECB laten zich - in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme - eveneens leiden door deze SSM-Gids, en bevelen de betrokken instellingen aan om hiermee rekening te houden.
[1] Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.
[2] Verordening (EU) Nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten.
[3] Wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen.
[4] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG.
[5] Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU.